Tijdens de zwangerschap begint je lichaam al vanzelf met het op gang brengen van de lactatie. Dit is een natuurlijk proces dat na de geboorte van de moederkoek pas echt goed op gang zal komen.
Instructies
Na de geboorte van je kind zal de kraamverzorgster of een verpleegster in het ziekenhuis je uitleggen hoe je je baby het beste kunt aanleggen om borstvoeding te geven. Wanneer je namelijk je kindje niet goed aan de borst legt dan kunnen er problemen met de borstvoeding ontstaan.
Goede start
Zo snel mogelijk na de geboorte zal de baby aan de borst van de moeder worden gelegd om zo de melkproductie nog beter op gang te brengen. Een goede start van de borstvoeding zal er namelijk toe bijdragen dat de productie van moedermelk gemakkelijk en lang zal aanhouden. Ook het aantal voedingen per dag zal daardoor toenemen.
Juiste houding
Door de moeder vanaf het begin af aan de juiste houding aan te leren, om een kind de borst te geven, zal ook een bijdrage leveren aan het goed aanhappen van de baby, en dus ook aan een goede melkproductie. Niet goed, niet lang genoeg of onjuist aanleggen van een baby kan dan ook problemen met de borstvoeding in de hand werken. Een goede aanleghouding zal namelijk het aanhappen van de baby makkelijker maken. Hierdoor zal de baby goed kunnen zuigen en daarmee de toeschietreflex aanwakkeren en voldoende moedermelk drinken.
Houdingen
De moeder zal tijdens het voeden een comfortabele houding aan moeten nemen die ze gedurende de voeding ook vol weet te houden. Hierbij moet ze voldoen steun hebben en zich prettig voelen. Er zijn verschillende houding waarin een moeder haar kind de borst kan geven.
- De meest bekende hiervan is de zogenaamde madonnahouding waarbij de moeder rechtop zit en de baby op diens zij ligt met zijn hoofd op de onderarm van zijn mama.
- Een andere houding die ook vaak wordt gebruikt is: de moeder in zijligging waarbij haar hoofd door een kussen wordt ondersteund. De baby ligt eveneens op zij zij en heeft het hele lijfje naar zijn mama gekeerd.
Drinken
In het begin zal de baby een zuigritme hebben waarbij het telkens een aantal keer zuigt en slechts één keer slikt. Na het toeschieten van de melk zal dit meestal veranderen in één keer zuigen en ook één keer slikken. Het slikken zal vaak hoorbaar en zichtbaar zijn, vooral als de melkproductie goed op gang is gekomen. De baby veroorzaakt bij het drinken een vacuüm met zijn mondje waardoor er de overdracht van melk kan plaatsvinden. De moeder kan het zuigen als erg heftig ervaren. Indien de baby genoeg heeft gedronken zal de borst vaak vanzelf worden losgelaten. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht zegt de voedingstijd niets over de hoeveelheid melk die de baby binnen heeft gekregen.