Een baby communiceert al vanaf het moment dat hij geboren wordt door te huilen. Direct nadat het kindje ter wereld is gekomen zal het namelijk al, onbedoeld doen. Dit huilen zal in de loop van de tijd steeds meer nuances en variaties laten horen, naargelang de behoeftes van de baby op een bepaald ogenblik. Als ouder leer je dan ook al vrij snel wat een zekere manier van huilen betekent en hoe je hierop het best kunt reageren. Wanneer het kind ouder wordt zal blijken dat dit van groot belang is voor diens spraak- en taalontwikkeling.
Luisteren
Om te kunnen leren spreken is het van essentieel belang dat een kind leert luisteren. Op die manier heeft het namelijk bewust aandacht voor een bepaald geluid, waar het vandaan komt, wat de betekenis is van het geluid en waardoor het wordt voortgebracht. Luisteren omhelst dus aanzienlijk meer dan alleen het horen want door te luisteren kan een baby al verschillende geluiden uit elkaar houden. Zo heeft de baby vanaf de geboorte al voorkeuren voor het horen van geluiden, in het bijzonder de stem van mama is favoriet, omdat deze al in de baarmoeder gehoord werden.
Eerste levensjaar
Nadat de baby in de eerste zes weken alleen maar kon huilen, zal het kleintje per ongeluk geluiden beginnen te maken (vocaliseren). Het betreffen doorgaans de klanken “oo”. “eu” en “aa”. Op het moment dat de baby ongeveer twintig weken oud is zal er een zogenaamd vocaal spel ontstaan waarbij meer variatie in de klanken te horen zal zijn doordat de baby meer met de stand van de mond gaat oefenen.
Rond de zevende maand zal het kindje beginnen met het zogeheten brabbelen. Hierbij zullen vaak (vrijwel) dezelfde klanken herhaald worden. De klanken die het kindje gebruikt hebben nog niets met de taal te maken die in diens omgeving gesproken wordt maar wereldwijd voor alle kinderen gelijk. De klanken die het kind niet in de omgeving hoort zullen langzaam verdwijnen. Ongeveer als het kind negen maanden oud is zal het een voorkeur hebben voor bepaalde klankcombinaties en –patronen die wel typisch zijn voor de taal die in diens nabijheid wordt gesproken.
Woorden
Het wordt zich alsmaar bewuster van het feit dat bepaald gedrag, bepaalde geluiden, gebaren en later ook woorden ingezet kunnen worden om iets te bereiken. Naarmate de leeftijd vordert zal het kind de klanken beter leren beheersen en begrijpen, al blijven sommige klanken langere tijd wat lastiger. De woordenschat zal zich ook uitbreiden en het kind zal deze gaan reproduceren. Zodra een kind het systeem van de taal doorheeft dan zullen er geleidelijk aan ook zinnetjes worden gevormd.
Zinnen
In het begin zal een kind proberen met één woord een hele zin weer te geven (zogenaamde 1-woord zin). Vanaf de leeftijd van anderhalf haar zullen er 2-woord zinnen worden gevormd en rond het tweede levensjaar zullen de zinnen veranderen in meer-woord zinnen. Naarmate het kind ouder wordt zullen deze zinnen, qua opbouw en woordkeuze, steeds meer gelijkenis gaan vertonen met de zinnen zoals een volwassen persoon die zal maken.